Ellen Veringa is 67 jaar en woont in Dordrecht. Haar man van 72 heeft in 1969, nog voor ze trouwden, een ongeluk gehad waardoor hij een schedelbasisfractuur heeft opgelopen en twee weken in coma heeft gelegen. Daardoor heeft hij zoals ze dat noemen Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH).
Ellen vertelt dat ze eerst eigenlijk helemaal niet wist wat haar man had. Pas na jaren werd duidelijk dat zijn gedrag veroorzaakt werd door het ongeluk. Ellen was van huis uit gewend om voor anderen te zorgen. Omdat haar moeder veel ziek op bed lag, nam zij als oudste dochter de zorg voor de jongere kinderen op zich. Dat patroon zette zich voort in haar huwelijk. De eerste zes jaren van hun huwelijk hebben ze nog samen een boerderij gerund, maar op een gegeven moment ging dat echt niet meer. Toen is haar man inpakwerk gaan doen. Dat werk bood hem veel structuur. Maar na 12 jaar belandde hij toch in de ziektewet. Voor haar en de kinderen was dat niet eenvoudig. “Hij kan niet stilzitten, zich slecht concentreren op de krant of tv; hij leeft vaak in z’n eigen wereld. Rust en regelmaat zijn erg belangrijk voor hem”, vertelt Ellen.
Op dit moment gaat haar man vier keer per week naar de dagopvang op een zorgboerderij. Hij telt daar de schapen en veegt het achterhuis. Hij heeft daar structuur en vindt het leuk om weer op een boerderij te zijn.
Ellen gaat drie tot vier keer per jaar naar Kasteel Slangenburg in Doetinchem om bij te komen en haar ‘accu’ weer op te laden voor de rest van het jaar. Ze vindt het daar heerlijk. Er heerst daar vooral stilte en rust en ze kan lekker wandelen in de bossen. Er wordt samen gegeten en ze ontmoet mensen die daar ook vaker komen. Over haar man hoeft ze zich dan even geen zorgen te maken, want er komt een mantelzorg vrijwilliger van Stichting Handen in Huis om voor hem te zorgen. De vrijwilliger blijft dag en nacht bij hem. Die zorgt ervoor dat hij te eten krijgt, zijn medicijnen inneemt en iemand heeft om mee te praten. De vrijwilliger die als laatste bij haar man was, was Moniek. “Moniek is echt een natuurtalent”, zegt Ellen, “zo jong en dan al zo’n goed inzicht in hoe ze dingen aan moet pakken.” Het klikte ook heel goed tussen Moniek en haar man. Ellen had het gevoel dat ze haar man met een gerust hart achter kon laten met Moniek als mantelzorgvervanger. Ellen heeft met vallen en opstaan geleerd op haar grenzen te letten en ook aan zichzelf te denken. Ze heeft die tijd in Kasteel Slangenburg echt nodig. Ze geeft het telefoonnummer dan ook alleen voor noodgevallen, want anders zou haar man wel drie keer per dag bellen.
Moniek, de vrijwilliger:
Moniek is vijfdejaars studente celbiologie in Wageningen en kwam via via in aanraking met Handen in Huis. Ze vindt het dankbaar werk om te doen en als ‘arme’ studente is ze ook blij met de vergoeding die ze ervoor krijgt. De week bij meneer Veringa was heel prettig. Zij kookte voor hem, deed huishoudelijk werk en af en toe dronken ze samen een kopje koffie. Moniek moest er wel aan wennen dat hij heel erg in zijn eigen wereldje leeft en dat hij erg veel behoefte heeft aan structuur. “Hij liep elke avond precies hetzelfde rondje door de buurt, zou hij een andere straat nemen, dan zou hij helemaal in de war raken.” Dat vond ze wel fascinerend om te merken. “Je snapt niet goed wat er in zo iemand omgaat.” Meneer Veringa was verder erg aardig en behulpzaam, zo hielp hij elke dag mee met afwassen, maar toch snapt Moniek wel dat het voor Ellen heel zwaar moet zijn om dag in dag uit voor haar man te moeten zorgen. “Ellen is een sterke vrouw”, zegt ze.